vrijdag 11 juli 2008

donderdag 10 juli 2008

Schaakverhalen: Matten 4


Was Bobby Fischer echt zo goed?

Op 17 januari overleed schaakgrootmeester Bobby Fischer. De Amerikaan gold als een van de grootste schakers ooit. Het eerste nummer van Matten, het blad voor schaakverhalen, staat daarom vol verhalen over de schaaklegende. Bijvoorbeeld dat Fischer helemaal niet zo goed speelde tijdens de in 1972 in Reykjavik gehouden tweekamp tegen Boris Spasski die hem uiteindelijk de wereldtitel opleverde.
“In de tweede helft van de match kon zo ongeveer elke partij op drie manieren eindigen. Spasski had het initiatief, maar hij had geen energie. Fischer had zichzelf uitgeput in de eerste helft en was allang blij om steeds dichter bij het einde van de match te komen. En toen stortte Spasski mentaal in.”
Aldus tekende Dirk Jan ten Geuzendam op uit de mond van Anotoli Karpov. Het verhaal met deze Russische grootmeester is historisch interessant en goed geschreven. De laatste zin over de overschatting van de Amerikaan maakt verder duidelijk waarom Karpov – hij was de eerste uitdager en opvolger van Fischer, maar speelde nooit tegen hem – enige kritische kanttekeningen plaatst. “Hij wordt juist beoordeeld, maar ze onderschatten mij.”
De rest van de verhalen is minder kritisch. Of het moet gaan over de vele complottheorieën en antisemitische uitingen van Fischer. Deze worden telkens weer gehekeld en als niet ter zake doende beschouwd. Of zoals de Nederlandse dammer Ton Sijbrands in een interview Hans Ree citeert: “Schakers zijn bereid hun idolen alles te vergeven, zolang ze maar mooie partijen spelen.”
Schaakmecenas Bessel Kok verhaalt over een ontmoeting in 1990. Jan Gerritsen beschrijft de belangrijke rol van IJsland in de laatste jaren van zijn leven. In veel andere verhalen komen meer en minder bekende anekdotes rondom Fischer ter sprake. Wie het allemaal nog eens wil lezen: dit nummer van Matten biedt uitkomst. Maar er is meer.
Zo zijn er de inmiddels vaste drie rubrieken: een verhaal over een notatieformulier, een boekbespreking en een uitleg van een schaakfoto. De laatste – een foto van een simultaan door Max Euwe waaraan ook Harry Mulisch deelnam – is dit keer in goede handen bij dichter Jan Kal. Hij confronteert de schrijver met zijn schaakverleden, maar verhaalt vooral op nauwgezette wijze over de overwinning die violist Theo Olof, ook zichtbaar op de foto, die dag behaalde op de voormalig wereldkampioen Euwe. In elf zetten!
Interessant zijn de verhalen van Jan Timman, over de invloed van Botwinnik op zijn schaakcarrière, en van Allard Hoogland, over “Nederlands grootste schaakliefhebber, zanger, acteur, geheelonthouder en levensgenieter” Tabe Bas.
“Twintig zetten als een meester, twintig zetten als een knoeier.” Allebei leunen op de romantiek van de jaren zeventig en het intellectuele Amsterdamse circuit rondom kunstenaarssociëteit De Kring en café Zwart. Een eigenzinnige beschrijving van deze geschiedenis.
Er is een verhaal over – en een beetje met – Gari Kasparov en zijn politieke ambities in Rusland. En ook wordt de huidige generatie Nederlandse schakers geschetst aan de hand van een interview met Erwin l’Ami, de enige die fulltime schaker is. Opmerkelijke uitspraak: “Schaken is in Nederland steeds minder een beroepsperspectief.”
Dat Matten leunt op oude verhalen, lijkt daarmee op een andere wijze verklaard. Zoals gezegd: erg is dat niet. Zoals vaker met nieuwe tijdschriften nodig de juiste vorm te vinden. Het vierde nummer van Matten is verreweg het beste. Het gaat goed met het schrijven over schaken in Nederland.
Geschreven door Arthur van den Boogaard. Artikel uit het Parool.
Matten 4, Uitgeverij New in Chess, Alkmaar, 11,95 euro.
www.newinchess.com

woensdag 11 juni 2008

Schaakcafé de 2 Klaveren in Amsterdam

Schaakcafé de 2 Klaveren
De Clerqstraat 136
1052 NP Amsterdam
Tel. 020-6189125

dinsdag 10 juni 2008

Schaakcafé de Laurierboom


Schaakcafé Laurierboom
Laurierstraat 76
1016 PN Amsterdam

Schaakcafés in Nederland

Schaakcafé het Hok
Lange Leidsedwarsstraat 134
1017 NN Amsterdam

Schaakcafés in Nederland


Voormalig schaakcafé
Hotel Sonnevanck
Rijckert Aertsweg 2
1949 BD Wijk aan Zee
http://www.hotel-sonnevanck.nl/


woensdag 4 juni 2008

De grote tweekamp II

De grote tweekamp: Voorleesverhaal voor kinderen voor het slapen gaan, deel II
 
Vreemd genoeg was het verschrikkelijk benauwd geworden om Torkels koning heen. Niemand had goed gemerkt hoe dat in zijn werk was gegaan. Maar terwijl Wickie met zijn stukken aanviel en Torkel met de zijne in de verdediging ging, sloten ze veld na veld in de omgeving van de koning af. Eerlijk gezegd kon Torkels koning geen kant meer op. En dan kan het slecht aflopen.
Snorre was de eerste die begreep dat Wickie met opzet stukken had geofferd. Hij had vast en zeker iets buitengewoon listigs in de zin! Maar Torkel lachte nog steeds smalend. Hij dacht alleen maar aan zijn grote stukkenoverwicht. Wat kon Wickie daar tegen beginnen? De jongen had nog maar twee pionnen en een paard. Ja, en dan zijn koning nog, vanzelfsprekend.
Als je koning verliest, is het hele spel verloren. En dat was de reden waarom Snorre zo blij was dat Torkels koning helemaal ingesloten stond.
Bovendien stond Wickies enige paard in een goede positie. En paarden zijn lastig en verraderlijk in het schaakspel. Ze kunnen lastiger dan alle andere stukken zijn, als de koning van de tegenstander weinig bewegingsvrijheid heeft. Ook op het schaakbord springen paarden, ze wippen over hindernissen heen. Je kunt geen stuk ter bescherming tussen hun en de koning zetten. Tegen andere stukken kan dat helpen, maar nooit tegen paarden.
“Jij bent aan zet,” zei Torkel. “En het is zo met je afgelopen. Maar ik sta er prima voor.”
Toen dacht hij weer aan zijn vereeuwiging.
“Je zit toch wel lekker, beste en goede vriend Ulme,” zei hij vriendelijk. “En het fruit smaakt je hoop ik?”
“’t Lekkerste wat ik ooit heb geproefd,” zei Ulme en smakte er op los. Maar Wickie verzette zijn paard, hop-hop-hop. En dat was een briljante zet. Je zult het niet geloven, maar hij bedreigde Torkels koning!
“Schaak,”zei Wickie, want dat zeg je als de koning wordt bedreigd. “Kletskoek!” zei Torkel. “Je hebt toch niets om schaak mee te geven?!”
“Toevallig wel,” zei Wickie. “Dat paard daar!”
“Dan sla ik dat ook!” zei Torkel grijnzend.
Want hij was er inmiddels aan gewend Wickies stukken als bloemen of bessen van het bord te plukken.
“In dat geval,” zei Wickie, “zul je eerst nieuwe regels moeten maken. En dat zou vals zijn midden onder een partijtje.”
“Wat nou?” zei Torkel twijfelend.
“Inderdaad, wat nou,” zei Wickie instemmend.
“Maar,” zei Torkel, “ik heb toch het hele bord vol stukken staan. Van alle soorten! Koning en dame, twee torens, twee lopers, twee paarden en bijna alle pionnen! Dus wat begin je dan met een paard?!”
“Heel wat,” zei Wickie. “Kijk nog maar eens goed. Je staat schaak en je bent aan zet. Je moet je koning wegzetten!”
“Wat nou,” zei Torkel opnieuw en krabde aan zijn neus. “Er staan een stel stukken in de weg.”
“Dat is zeker toevallig zo uitgekomen,” zei Wickie.
“Maar wacht ‘ns eventjes,” zei Torkel en kneep sluw zijn ogen samen. “Je kunt één van mijn torens krijgen. Neem die daar naast m,n koning! Da’s toch een leuk presentje voor je, arme jongen, want je hebt niks! Pak ‘m maar!”
“Dat komt een beetje onverwacht,” zei Wickie.
“Toe nou, neem ‘m!” drong Torkel aan. “Het is toch een aardig aanbod!”
“Nee, dank je,” zei Wickie. “Als ik je toren aanpak, heb jij een veld vrij voor je koning. Dat zou je redden. En het is in ieder geval tegen de regels.”
“Ach, dat was ik bijna vergeten,” zei Torkel.
“Neem m’n paard dan!” zie Wickie. “Dat wil je toch!”
En Torkel zocht over het hele bord naar een geschikt stuk, hij bekeek elk stuk wel tien keer. En hij krabde zich zo op zijn hoofd dat het bord wit van de roos werd.
“Op dit moment,” zei hij beteuterd, “kan ik geen geschikt stuk vinden. Maar je wilt toch zeker niet beweren dat ik verloren heb. Dat doe je toch zeker niet?”
“Thuis in Flake,” zei Wickie, “geven we op in deze situatie. Kun jij je koning niet verplaatsen of beschermen dan ben je schaakmat. Hier in Holmgard zal toch wel dezelfde regel gelden?”
“Ja, ja,” zei Torkel. “Maar je hebt toch alleen maar een armzalig loslopend paard!”
“Dat schopt in elk geval wel achteruit tegen je koning,” zei Wickie.

Toen kwam Torkel in zijn volle lengte overeind. En met een afgrijselijke kreet van razernij greep hij zijn zware schild. Dat was rondom met koper beslagen en van het beste eikenhout.
Torkel deed zijn mond wagenwijd open en hapte het ene stuk na het andere uit zijn schild. Hij beet dwars door koper en hout heen. Het knerste en kraakte afschuwelijk. Wickie stopte angstig zijn vingers in zijn oren.
De hele vloer lag bezaaid met stukjes koper en houtspaanders, maar Torkel kauwde en kauwde maar door. Zijn mond bloedde en er braken stukjes van zijn tanden af, maar dat merkte hij niet in zijn vreselijke woede.
Hij hield niet op voordat zijn onderkaak uit het lid schoot. Ulme, die iets van geneeskunde wist, sloeg de onderkaak weer op zijn plaats. Het schild was toen meer dan half opgegeten.
Toen huilde en lachte Torkel beurtelings en een hele tijd. En toen dat gebeurd was, bleef hij als verlamd zitten en staarde glazig voor zich uit.


Fragment uit het boek van Runer Jonsson, Wickie en de dikke koning.
Voor meer informatie over Wickie de Viking, kijk op http://www.wickiedeviking.tk/