maandag 2 juni 2008

De grote tweekamp I



“Ga maar mee”, zei Torkel tegen Wickie. “We spelen altijd in de feestzaal. Daar heb je ruimte om te denken. De andere Flakers blijven buiten!”
Maar Halvar verzamelde moed en stampte boos op de grond. “Ik ga met mijn zoon mee,” zei hij beslist. “Hij is minderjarig!” “Da’s een goede reden,” vond Torkel. “Kom jij ook maar mee!”
“Ik ben Wickies beste vriend,” zei Snorre smekend.
“Nog één man erbij dan!” zei Torkel. “En nu moet het genoeg zijn!” Maar Ulme stond daar met een gewichtig gezicht. “En ik dan?” vroeg hij. “Ik ben de belangrijkste dichter van Flake en trouwens van nog verschillende gebieden. Dit is iets dat veel voor me betekent. Het wordt ongetwijfeld een spannende partij. En wie er ook wint, er moet een gedicht over gemaakt worden.”
Zijn woorden hadden een merkwaardige uitwerking op Torkel. “Ben je dichter?” zei hij met diepe achting in zijn stem. “Ja, kijk dat is een ander geval! Dichters waardeer ik meer dan wie dan ook. Dus je bent van harte welkom”.
“Bedankt voor je vriendelijke woorden!” zei Ulme. “En nu begrijp ik dat je even wijs bent als je naam aangeeft”.
“Maar ik heb wel een voorwaarde,” zei Torkel.
“Laat horen!” zei Ulme.
“Nu je toch hier bent,” zei Torkel, “kun jij meer stof voor gedichten krijgen dan alleen die schaakpartij. Je zou een paar mooie dingen over mijn regering kunnen dichten. Een groot man moet altijd in gedichten vereeuwigd worden. Anders vergeten de mensen hem, hoe vooraanstaand hij ook is. Mag ik een staaltje van je kunnen horen!
“Met plezier!” zei Ulme.
En hij dichtte:
Torkel de grote en wijze
Wil ik hier prijzen,
Slim als Loki en Wodan
Met schaken de beste man!
“Ja,” zei Ulme arrogant, “dat was maar een voorproefje zo uit de losse hand.”
“Bij de hamer van Thor!” barstte Torkel uit. “Je bent geweldig! Zo’n mooi en diepzinnig en waar gedicht en dat helemaal onvoorbereid! Je zult heel wat mooie dingen over me mogen schrijven.. Lofprijzingen over Torkel! De ene regel na de andere!”
“Laat dat maar aan mij over,” verzekerde Ulme hem. “Je zult reclame krijgen met de “r” van regel.”
“Reclame kan nooit kwaad,” zei Torkel. “En nu zal ik mijn krijgslieden runenstenen laten halen. Wil je ronde of langwerpige?”
“Langwerpige, graag!” zei Ulme.
Torkel fluisterde een paar woorden tegen een onderhoofdman. Deze verdween, maar kwam al gauw terug met een heel stel mannen. Ze droegen langwerpige runenstenen van het nieuwe, makkelijk te bewerken type. Torkel had zulke altijd in voorraad.
Maar een ander stel mannen kwam tegelijkertijd met een enorm lange en prachtige rode loper.
En Ulme viel nu een grote eer te beurt. Er gebeurde iets waar hij zelfs nooit van had kunnen dromen.
Op een teken van Torkel rolden de mannen de loper in zijn volle lengte uit. De mannen begonnen bij Ulme’s voeten en de loper reikte helemaal tot aan de feestzaal. En dat terwijl die op enkele steenworpen afstand lag.
“De loper,” zei Torkel op besliste toon, “is uitsluitend voor mijn goede vriend Ulme. Alle anderen moeten er naast lopen, Tjalvar ook. Hij wordt alleen gebruikt voor koningen, grootvizieren en bijzonder grote dichters. Mijn grote vriend Ulme hoort daar ook bij.”
“Hartelijk dank,” zei Ulme. “Ik ben nog nooit iemand tegengekomen met zo’n goed inzicht als jij.”
“Mooi, mooi,” zei Torkel. “Wij begrijpen elkaar volkomen. En we passen bij elkaar. Ik ben een eersteklaskoning om over te dichten en jij bent een eersteklasdichter. Hoe begon je daarnet ook alweer, beste en goede vriend Ulme?”
“Torkel de grote en wijze,” zei Ulme.
“Ja, ja,” zei Torkel. Een voortreffelijke eerste regel. En slim als Loki en Wodan. En poromporomporom! Elk woord klopt en is goed gekozen. Dit gedicht zal in het hele land worden voorgelezen! Aan één stuk door zal er over Torkel gesproken en gedicht worden, aan één stuk door. Bekende mensen moeten dat soort dingen voor zich zelf regelen. En ik hou gelukkig niet van overdrijven!”
Ze liepen naar de feestzaal. Ulme op de loper, de anderen er naast. En ze liepen rechtstreeks naar het schaakbord. Een kostbaar bord met ivoren stukken stond klaar.
“Een bord uit India”, zei Torkel. “Een geschenk van de Maharadja van Bramaputra. Een herinnering van onze partij twee jaar geleden. Ik won natuurlijk. Een vluggertje van vierentwintig zetten.”
Toen telde hij af iene miene mutte. Dat was om uit te maken wie er met wit zou spelen. Wickie had geluk. Hij kreeg wit en mocht de eerste zet doen. Dat was een voordeel.
Hij ging direct in de aanval.
Heel hevig zelfs, vond Halvar.
Eerst schoof Wickie zonder aarzelen de pionnen of de middenvelden naar voren. En hij stuurde er snel zijn beide lopers achteraan. Daarna offerde hij de twee pionnen voor de torens, zodat deze de ruimte kregen.
Na vijftien zetten was Wickie vier pionnen en twee lopers kwijt. Torkel had al zijn zestien stukken nog stevig op het bord staan. “Je speelt als een klein kind,” zei hij. “Dit wordt een snertspelletje. Je bent nog slechter dan de Maharadja van Bramaputra.”
’t Is nog niet afgelopen,” zei Wickie en verplaatste een toren. “Nu raak je je toren ook nog kwijt.” Zei Halvar verschrikt en wilde Wickie tegenhouden.
Toen werd Torkel vreselijk boos. Hij sloeg Halvar op zijn vingers met de platte kant van zijn zwaard.
“Weg met je tengels!” schreeuwde hij. “Anders doe ik iets wat je niet zo leuk zal vinden. Al hoef je daarna natuurlijk nooit meer je nagels te knippen.”
Torkel nam de toren met een tevreden grijns, maar Wickie keek onaangedaan.
Flakes juniorenkampioen verplaatste zijn andere toren naar de overkant van het bord en sloeg één van Torkels pionnen. Maar Torkel pakte de toren met een paard. En een pion voor een toren is een slechte ruil als een houten lepel voor een schild.
“Bewaar me,” zei Halvar. “Die huiden kunnen we wel afschrijven.”.
Toen viel Wickie aan met een paard.
“Hopla m’n vrolijke paardje,” zei hij, “jij mag ook meedoen.”
“Maar niet erg lang,” zei Torkel en sloeg het paard met zijn dame. “En hou op met dat soort kinderachtig gepraat. Je bent hier niet op het juniorentoernooi in Flake!”
“Bewaar me” zei Halvar weer. “Die arme jongen is in een wip kaalgeplukt.”
Want Wickie had nog maar vijf stukken over: koning, dame, een paard, twee pionnen. Torkel had vijftien stukken. Hij miste alleen de pion, waar Wickie een hele toren voor had opgeofferd.
Maar Wickie schoof zijn dame vijf velden naar voren en nam nog een pion.
“De kansen keren, let maar op,” zie Halvar hoopvoller.
Hij telde alleen maar de geslagen stukken en niet hoe belangrijk ze waren.
Toen lachte Torkel venijnig en wipte met een toren Wickies dame van het bord. En de dame is het belangrijkste stuk na de koning.
Torkel hield zijn verovering omhoog zodat iedereen het kon zien. Zijn gezicht stond afschuwelijk verwaand.
“Oei!” zei Wickie. “Moest dat nou?” Nu heb ik geen dame meer!” “Daar lijkt ’t wel op,” treiterde Torkel. “En zonder dame kun je niet winnen. Dat hoort toch zelf een domme, kleine juniorenprutser uit Flake te weten. Je had nooit tegen een kampioen moeten gaan spelen!”
“Maar ik moet ’t toch leren,” zei Wickie nederig.
“Ja, ja,” zei Torkel, “inderdaad. En nu, beste en goede vriend Ulme, kun je beginnen te denken over het gedicht. Maar uiteraard niet met een lege maag! Het zal je aan niets ontbreken!”
En Torkel liet een bediende een grote schaal met allerlei lekkere vruchten brengen. Deze werd voor Ulme neergezet.
“Tast toe!” zei Torkel. “Ik gun dichters al het goede en vooral een dichter die mij naar waarde schat. Neem nog een perzik! En proef die dadels, ze zijn goed! Eet Ulme! De schaal is helemaal voor jou alleen!”
“Dank je,” zei Ulme. “Je bent veel te vrijgevig!”
“Absoluut niet,” zei Torkel. “Je bent nog veel meer waard. Zorg er alleen voor dat er over Torkel de Wijze wordt gesproken. Dat is zo belangrijk, zo belangrijk! Vergeet de druiven niet, trouwens! Ze zijn vers geplukt!”

Weten hoe dit verder afloopt? Kijk op de weblog voor deel 2.
Fragment uit het boek van Runer Jonsson, Wickie en de dikke koning.
Voor meer informatie over Wickie de Viking, kijk op http://www.wickiedeviking.tk/

Geen opmerkingen:

Een reactie posten