Alle professionele grootmeesters zagen wel de waarde van een
vakbond, dus kwam er in 1986 de Grand
Master Association (GMA), waar sociaal denkende schakers in het bestuur
zaten als Jan Timman en Yasser Seirawan. Natuurlijk ook wereldkampioen
Kasparov, maar die bleek in vergaderingen meer het model monoloog aan te houden
in de communicatie. Dat wrikte. Toen ook de wereldschaakbond FIDE niet conform Kasparov’s wensen
opereerde, richtte hij in 1993 zijn eigen vakbond op, de Professional Chess Association (PCA) waarin twee leden zaten: zijn
uitdager Nigel Short en Kasparov. Dat bracht natuurlijk een scheuring in de
wereldschaakvakbonden teweeg, we kregen twee kampioenen en een hoop ellende.
Kasparov vond dat geen probleem, maar de invloed van dat ene andere
PCA-bestuurslid wel, dus richtte hij vervolgens de World Chess Association
(WCA) op, waarvan Nigel Short het enige lid was. Hier kreeg hij ruzie met de
sponsors en uiteindelijk vielen al die wereldschaakvakbonden om en kwam alles rond
het jaar 2000 weer in de armen van de wereldschaakbond FIDE.
Geen opmerkingen:
Een reactie posten